Het Remostort vandaag
Het Remostort in Houthalen-Helchteren is een site van in totaal 233 ha en er werd sinds de jaren 1970 ruwweg 19 miljoen ton afval gestort (160/233 ha), waarvan ongeveer 60% huishoudelijk afval en ermee vergelijkbaar industrieel afval en ongeveer 40% industrieel afval zoals staalslakken, materiaal uit de auto-industrie (shredder), bouwafval, slib, enz.
Dit gebeurde door kuilen te graven die vervolgens volgestort werden, met stank en stofhinder tot gevolg. Hoewel er op vlak van afvalvermijding door hergebruik en recyclage al grote sprongen vooruit zijn gemaakt, blijft er tot op vandaag een fractie over die enkel nog gestort of verbrand kan worden.
Maar het Remostort zit vol, en de gevraagde uitbreiding om nieuwe kuilen te graven kan voorlopig niet doorgaan omdat er geen geldige basisvergunning meer is om op voort te bouwen. De site ligt sinds juni 2020 stil, maar blijft stinken. Er werd ongeveer 4 van de geplande 15 ha in zone XI ontbost en uitgegraven, zoals aanvankelijk vergund. Omdat deze vergunning werd vernietigd door de Raad voor Vergunningsbetwistingen wordt momenteel gevraagd om deze kuil terug te herstellen. Niet eenvoudig: hoogwaardige natuur laat zich niet zomaar creëren in een put van 4 ha groot en 12 meter diep.
Een nieuwe vergunning is de enige optie om de activiteiten opnieuw aan te vatten. Hiervoor is een nieuw ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) met bijhorend milieueffectenrapport (MER) nodig sinds het voorgaande werd vernietigd door de Raad van State in 2018. De site bevindt zich ook deels in Habitatrichtlijngebied (SBZ-H), dus zal er ook een passende beoordeling (PB) opgesteld moeten worden. Momenteel ligt de kennisgeving voor een project-MER in openbaar onderzoek. Een eerste stap om zone XI uit te graven en die put vol te storten.
Hoe is het Remostort in deze juridische chaos beland?
De geschiedenis van het Remostort start in de jaren 1970. Telkens werden vergunningen aangevraagd en verleend.
In de milieuvergunning van 2012 werd door de firma gesteld dat de stortactiviteiten zouden stoppen in 2017. Maar in 2017 verleende de minister in beroep vergunning voor het bijkomend storten van zo’n 1.500.000 ton afval tot eind 2025. Dit gebeurde in het kader van het baanbrekend project Closing the Circle, dat na jarenlang studiewerk klaar was voor uitvoering. Het project vereiste een nieuw RUP met bijhorend MER. Daarop zouden de nodige vergunningen (toen nog bouw- en milieuvergunning) worden gebaseerd. De Limburgse Milieukoepel vond dat het zaakje stonk (letterlijk en figuurlijk) en ging in verzet. Uiteindelijk met succes.
Hieronder een overzicht van de grote lijnen, zonder dieper in te gaan op alle individuele vergunningen en procedures. Ook de details van het juridisch getouwtrek laten we hier achterwege.
Het project Closing the Circle (CtC)
Het begon in 2008 met studiewerk voor het ambitieuze toekomstgerichte project Closing the Circle (CtC), op papier een zeer mooi en veelbelovend project. Het aanwezige afval op de stortplaats zou opgegraven en opnieuw gesorteerd worden. Veel fracties zouden intussen met de huidige technieken gerecycleerd en hergebruikt kunnen worden. De materialenkringloop zou gesloten worden. Wat er dan nog zou overschieten zou verbrand worden in een nieuw type oven, een plasmaoven. De resterende assen zouden als cement of beton gebruikt kunnen worden. De verbrandingsgassen konden dienen om elektriciteit of warmte mee op te wekken. Bovendien zou de stortplaats grotendeels herbestemd kunnen worden, bijvoorbeeld als park of natuurgebied.
Heel mooi allemaal! Revolutionair zelfs. In theorie.
Voor meer info: zoek naar ‘enhanced landfill mining’ en ‘plasmaoven’. Deze technologieën zijn nog nieuw en werden destijds nog nergens op grote schaal toegepast. Een experiment dus.
Om dit project mogelijk te maken werd op 6 maart 2015 een RUP vastgesteld, met bijhorend plan‑MER (2011) en project‑MER (2014).
Waarom we toch geen fan waren van het project CtC
Ondanks alle studiewerk bleven we met prangende vragen zitten over de uitvoering in de praktijk. Het RUP, het plan-MER en later het project-MER en de vergunningen konden deze vragen niet beantwoorden.
Een paar voorbeelden:
Materialenbalans: Welk materiaal en hoeveel ervan zou effectief gerecycleerd worden?
De beschikbare cijfers en prognoses waren eerder vaag. Bovendien was het nog maar de vraag of dit gerecycleerde materiaal niet duurder zou zijn dan ‘nieuw’ materiaal, en dus onverkoopbaar.
Energiebalans: De oven zou energie opwekken, maar het uitgraven, verwerken en recycleren van het afval kost ook energie. Remo vroeg eveneens het gebruik van een flinke hoeveelheid aardgas. Ook hier ontbraken concrete cijfers of realistische schattingen.
Emissies: Hoewel het project-MER hierover geen duidelijkheid verschafte, veronderstelden we dat er toch nogal wat schadelijke stoffen (zoals SO2, H2S, HCl, NH3, NOx, VOS, CH4stof, fijn stof, zware metalen, dioxines en furanen) zouden vrijkomen bij het ontgraven en bewerken van het afval. Feit is dat het stort constant geurhinder veroorzaakt in normale bedrijvigheid. Reeds in de milieuvergunning van 2012 was er sprake van een automatisch detectiesysteem voor luchtemissies (Early Warning System), maar dit systeem kwam niet echt van de grond. Alle systemen, overlegorganen en commissies ten spijt, het Remostort bleef stinken! En dat doet het anno 2022 nog steeds!
Bovendien werd er pas recentelijk goed gedocumenteerd, gesorteerd en in aparte compartimenten gestort, met andere woorden: je weet niet precies wat je tegenkomt bij het opgraven in de oudere gedeeltes. Eén voorbeeld: we weten dat er asbest ligt, maar waar precies?
Verder hadden we nog onbeantwoorde vragen over de uitvoeringstermijn, tewerkstelling, economische haalbaarheid, enz.
Voor dit experiment, dat in theorie heel mooi is, maar in praktijk vele vragen onbeantwoord laat en mogelijks zeer milieubelastend is, zou waardevol bos (gedeeltelijk speciale beschermingszone) ‘tijdelijk’ opgeofferd moeten worden. Dit is in strijd met de regelgeving rond speciale beschermingszones (decreet natuurbehoud, artikel 36 bis en 36 ter).
Juridische toestanden
Op basis van het RUP van 2015 konden vergunningen worden aangevraagd voor het uitgraven van afval en het verwerken hiervan plus het bijkomend storten van nieuw afval. De Limburgse Milieukoepel ging tegen dit RUP in beroep bij de Raad van State. Op 6 maart 2017, nog voor het definitief arrest, schrapte de Vlaamse regering het bestreden RUP en stelde een nieuw RUP vast, met een beperkte termijn van 20 jaar. De Limburgse Milieukoepel vocht ook dit RUP aan bij de Raad van State met een vernietigingsverzoek en een verzoek tot schorsing, zodat er geen bruikbare vergunningen verleend konden worden in afwachting van het arrest. De schorsing werd ingewilligd op 5 december 2017.
Op 23 oktober 2018 vernietigde de RVS het RUP dat het project CtC mogelijk maakt, het plan-MER van 2011 en project-MER van 2014. De argumentatie luidde onder meer dat het strijdig was met de Europese Habitatrichtlijn en het project in zijn globaliteit te veel schade zou berokkenen aan dit beschermingsstatuut. Bovendien zou het technisch niet mogelijk zijn om het project binnen de 20 jaar uit te voeren, en nadien zou het nog jaren duren voordat de betrokken natuurgebieden volwaardig hersteld zouden zijn. Het volledige arrest, nr. 242.753, vind je hier.
Intussen waren al enkele vergunningen afgeleverd, gebaseerd op het RUP, nog voor de vernietiging ervan. Telkens gingen we in administratief beroep (voor en na de vernietiging van het RUP), zonder succes. Door de vernietiging van het RUP waarop deze vergunningen gebaseerd waren, werden deze vergunningen juridisch ‘zonder voorwerp’. De verdere uitvoering van de intussen vergunde demofase werd hierdoor juridisch onmogelijk. Toch bleven nog enkele vergunningen (zij het via juridische en administratieve omwegen) overeind en in gebruik: in 2019 werd er nog 342.000 ton niet-recycleerbaar afval gestort.
Toen de vergunning verleend werd was het RUP nog niet vernietigd en dus geldig. Een beproefd recept voor juridische chaos.
Over en uit?
De Raad van State vernietigde op 23 oktober 2018 het RUP van 2017.
De Raad van State vernietigde op 4 mei 2020 de milieuvergunning van 2017.
De Raad voor Vergunningsbetwistingen schorste op 8 mei 2020 de stedenbouwkundige vergunning van 2020 (ter vervanging van de vergunning van 2019 die na vernietiging van de Raad voor Vergunningsbetwistingen toch opnieuw werd bevestigd door de provincie).
De werken die onder deze vergunning werden aangevat zijn stilgelegd in afwachting van de definitieve uitspraak. Er werd ongeveer 4 van de geplande 15 ha ontbost en uitgegraven. Momenteel vragen we een ‘rechtzetting’ door de gegraven put weer op te vullen met de beschikbare zanden. Indien dit niet kan, vragen we alleszins het ‘natuurlijk’ herstel van dit gebied.
Er is momenteel geen enkele bruikbare vergunning voor enige stortactiviteit of uitgraving van afval. Er is ook geen enkele bruikbare vergunning voor uitbreiding door bijvoorbeeld het uitgraven van een nieuwe kuil. Alle beschikbare stortruimte die in het verleden vergund werd is volgestort.
Om een nieuwe vergunning te bekomen zijn een ruimtelijk uitvoeringsplan, een milieueffectenstudie en een passende beoordeling nodig. Het draagvlak bij de omwonenden voor een verdere uitbreiding is nihil. Bovendien zal er voor een nieuwe stortkuil habitatgebied ‘tijdelijk’ moeten wijken, zonder garantie op degelijk herstel.
Tekst: Els Ferson, Limburgse Milieukoepel vzw
Foto: Pexels